Verbinding in tijden van rouw?
Vergeet het maar, rouw is een splijtzwam
Najaar 2012
‘Het leven gaat gewoon door.’Een cliché en tegelijkertijd zo waar. Hoe dan? Vraag ik mijzelf af, zo vaak, zo veel, zo radeloos. Er zijn van die hele korte momenten dat ik dichtbij mezelf kan zijn en dan lijk te verdwijnen in het grote niets. Momenten zonder een gedachte, zonder het moment anders te maken dan het nu is. Overgave aan de pijn, kan ik dat? Het is te groot voor één moment, mijn lichaam kan dat niet aan. Ik wordt verscheurd, gespleten, gekliefd, gekruisigd.
Ik ben alleen op de wereld zo voelt het. De eenzaamheid is zo groot dat ik bang ben om gek te worden. Mensen komen niet meer. Ze mijden mij, of dringen zich op, gaan mij uit de weg, of doen alsof er niets gebeurt is. Ze durven niet, vinden mij raar en maken zich snel uit de voeten als ze mij aan zien komen. Laat staan dat de naam Sophie genoemd wordt. Niet meer over praten, verstoppen, uitbannen, weghalen, wissen, ophouden, wegdrukken, vergeten. Zoveel mogelijk sporen wissen, dan bestaat ze niet meer, sterker nog; dan heeft ze nooit bestaan! Ik word gemeden als de pest, want ik ga er vol in. Ik ga mijn pijn en verdriet niet uit de weg, het is er allemaal en dat schrikt ze af. Ze willen vreugde, voorspoed en geluk. Geen pijn, lijden en verdriet. Alleen al de gedachte eraan doe ze terugdeinzen. Liever niet nu, niet vandaag, het komt niet uit.
-Ach nee laat mij ook maar, kom niet te dichtbij, en als je dat toch doet, weet dan dat ik zal huilen tot ik leeg ben. Blijf bij mij , loop niet weg. Blijf, zonder iets te zeggen en sla je armen om mij heen-.
Zo was het ook 23 jaar geleden en ik weet nog hoe pijnlijk dat was. Totaal onvoorbereid hiervoor stond ik op het schoolplein, te wachten om mijn zonen uit school te halen. Lesley was vier maanden dood. Ik stond daar midden op het plein, alleen en kwetsbaar als een soort van schietschijf, een doelwit, en bovenal heel besmettelijk, zo blijkt even later.
Ik zie ze lopen, de moeders van vriendjes. Altijd in voor een praatje, of tenminste een groet, een knikje, een vriendelijk gebaar. Nu lijken ze haast te hebben. Kijken schichtig om zich heen om vervolgens hun blik op de grond te richten.
Ze loopt aan de overkant van het schoolplein. Pippa, de moeder van Joris. Ik herken haar uit duizenden. Altijd in hetzelfde roodleren jack, haar lange benen gestoken in gekleurde been warmers, hoog opgetrokken over haar strakke spijkerbroek. Haar weelderige bruine haren kunstig gedraaid in een nonchalante knot. Zo één waar ik stront jaloers op ben, omdat ik, zelfs na uren oefenen voor de spiegel zo’n kapsel niet voor elkaar krijg. Ik vond haar altijd al prachtig en ook vandaag is haar verschijning weer oogverblindend.
‘Hé Pippa.’Roep ik, terwijl ik gauw mijn fiets op slot zet tegen een lantarenpaal.
Ze kijkt op en reageert door met een vluchtig gebaar haar hand op te steken. Dan loopt ze weer snel door. Het gaat zo snel dat ik heel even een unheimisch gevoel in mijn buik ervaar, en zonder stil te staan bij dat gevoel loop ik de straat over richting Pippa.
‘Pippa blijf eens staan.’
‘He hoi, ja ik heb haast,’Ze mindert vaart en draait zich met tegenzin om.
‘Verslapen en zo, je kent het wel.’Haar stem klinkt afgemeten en al net zo gehaast.
‘Maar Eu, hoe is het met je?’
‘Slecht, Jezus wat is dit zwaar!’
‘Wat is zwaar?’Ze lijkt oprecht verbaasd.
‘Mijn kind is dood, weet je nog?’
‘Ja maar dat is toch al een paar maanden geleden.’
‘Maar als je het niet erg vind, ik moet verder anders komen we te laat, ik zie je nog wel.’Ze pakt de hand van Joris, trekt hem dicht tegen zich aan en vervolgt haar weg.
-Fragment uit mijn boek-